Gevonden op deze Belgische website: http://www.raliga.be/node/377
De geschiedenis van de reumatologie, interessant natuurlijk.
Geschiedenis van de reumatologie
Al in de vijfde eeuw voor Christus maakt Hippocrates, de beroemdste Griekse geneesheer die geboren werd in 460 v.Chr. en de grondlegger is van de medische wetenschap, in zijn geschriften melding van gewrichtsontstekingen, ofwel artritis. De term ‘reuma’ wordt voor het eerst gebruikt in de eerste eeuwen van onze huidige jaartelling en verwijst naar pijnen in gewrichten die – zo dacht men – veroorzaakt werden door ‘uittreding’ van één van de vier essentiële vloeistoffen die deel uitmaakten van het lichaam. De betreffende vloeistof “phlegma” of slijm, zou in de gewrichtsholten ‘druppelen’ en daar ontsteking veroorzaken. Hieraan herinnert nog het woord jicht, het Engelse gout, afkomstig van het Latijnse woord gutta, hetgeen druppel betekent.De naam reumatoïde artritis wordt afgeleid van het Griekse Rheumatos wat “stromend” betekent, en dit leidde aanvankelijk tot de term “reumatische koorts”, een ziekte die het gevolg kan zijn van keelbesmettingen en die gepaard gaat met gewrichtspijn. Het achtervoegsel - oid betekent “lijkend op”, d.w.z. het lijken op reumatische koorts. Arthr betekent “gewricht” en het achtervoegsel - itis, een “toestand die ontsteking impliceert”. Aldus was reumatoïde artritis een vorm van gewrichtsontsteking die op reumatische koorts leek. Reumatoïde artritis verschijnt reeds in schilderijen van meer dan een eeuw vóór de eerste uitvoerige medische beschrijving van deze ziekte in 1800 door Landre-Beauvais beschreven werd.
De reumatische aandoeningen kregen in het begin van de 20e eeuw weinig belangstelling van de medische stand. Aan reumatische klachten ging je over het algemeen niet meteen dood en de gevolgen van de aandoeningen werden beschouwd als onderdeel van het verouderingsproces. Tot een halve eeuw geleden kon er aan de meeste aandoeningen niet zoveel gedaan worden. Er was nauwelijks wat bekend over de mate waarin de reumatische aandoeningen in de bevolking voorkwamen. Voor de dokter was er aan een reumapatiënt weinig eer te behalen. Hij had weinig tot geen kennis over processen die de reumatische afwijkingen veroorzaakten. Werd hij geconfronteerd met patiënten met pijn en deformaties van de gewrichten, dan kon hij geen effectieve behandeling bieden. De historische behandelingen voor deze aandoeningen omvatten: goudzouten, rijst, acupunctuur, appeldieet, nootmuskaat, af en toe één of andere lichte oefening, netels, bijenvergift, koperarmbanden, rabarberdieet, rust, extracties van tanden, vasten, honing, vitaminen, insuline, magneten en elektrische convulsietherapie.
Ondanks de omvang van het probleem kon de reumatologie pas echt tot ontwikkeling komen binnen de reguliere geneeskunde toen er aanknopingspunten kwamen voor de ontstaansmechanismen van de reumatische ziekten. In de jaren ‘40 en ’50 werden de reumafactor en de LE-cel ontdekt. Tevens werd bekend dat prednison (bijnierschorshormoon) de gewrichtsontstekingen krachtig kon onderdrukken. Hiermee werd duidelijk dat bij de reumatische aandoeningen immunologische mechanismen een belangrijke rol spelen, in het bijzonder de auto-immuniteit (afweer tegen het eigen lichaam). Dit gaf de reumatologie een pathogenetisch (behorend tot ontstaan en ontwikkeling van ziekten) mechanisme en binnen de medische gemeenschap een legitimatie om als specialisme verder te kunnen ontwikkelen.
Begin jaren '60 was een aantal reumatische aandoeningen die we nu kennen, nog niet gedefinieerd. Veel werd onder de noemer van reumatoïde artritis geschaard. Dat kwam omdat de diagnostische methoden heel beperkt waren. Een jaar of vijf daarvoor ruzieden de specialisten nog over het verschil tussen jicht en RA, en of de ziekte van Bechterew een vorm van RA was. In de jaren zeventig maakte de diagnostiek belangrijke vorderingen. Zo was HLA B27 net gevonden. Dit is een gen dat tien keer vaker voorkomt bij Bechterew-patiënten dan bij gezonde mensen. Geleidelijk werden ook andere vormen van reuma onderscheiden, zoals diverse vormen van jeugdreuma en de ziekte van Lyme. Als behandeltherapieën werden in 1971 hoge dosissen aspirine voorgeschreven, later gevolgd door ontstekingsremmende pijnstillers, anti-malariatabletten en goudinjecties, maar ook mierenzuurinjecties. In die tijd vonden de eerste gecontroleerde onderzoeken naar het effect van goud en Imuran plaats. Langdurige rust en spalken om de gewrichten te ontlasten, behoorden tot de standaard behandeling. Opnames van een jaar of langer waren geen uitzondering. Rust en spalken leidden vaak tot botontkalking en spieratrofie, een afname in spierweefsel.
Inmiddels is er veel veranderd op het gebied van de behandeling van reumatische ontstekingsziekten zodat je patiënten ziet die al vijf jaar RA hebben zonder een enkele gewrichtsbeschadiging. Door het vroeg stellen van de diagnose en het vroeg starten van medicijnen in hoge doses is het leven van de RA-patiënt veranderd. Daarbij spelen de vorderingen in de orthopedie de laatste dertig jaar ook een grote rol. De psychische en sociale consequenties van RA waren vroeger enorm en zijn dat nog steeds.